TNO start ‘Expertisecentrum Zwaar Werk’
Werknemers- en werkgeversorganisaties en het kabinet hebben afgesproken om vanaf 2026 de Regeling Vervroegd Uittreden (RVU) gerichter in te zetten voor mensen met zwaar werk die niet gezond kunnen doorwerken hun AOW. Werkgevers en werknemers bepalen samen per sector of bedrijf wat zwaar werk is. TNO gaat als onafhankelijke partij dit proces van afbakening beoordelen. Hiervoor richt het een ‘Expertisecentrum Zwaar Werk’ op.
Zwaar werk verhoogt het risico op gezondheidsklachten en de kans op vroegtijdige uitval.
Zwaar werk verhoogt het risico op gezondheidsklachten en de kans op vroegtijdige uitval. De RVU-drempelvrijstelling biedt ruimte aan werkgevers en werknemers om afspraken te maken over eerder uittreden voor werknemers die door zwaar werk niet gezond kunnen doorwerken. Werknemers met zwaar werk kunnen daarmee maximaal drie jaar voor hun pensioen een RVU-uitkering ontvangen van hun werkgever. Werkgevers en werknemers maken RVU-afspraken tijdens cao-onderhandelingen. TNO gaat hen hierbij ondersteunen als erkende onafhankelijke derde partij.
Expertisecentrum
Cao-partijen maken een afbakening van belastende functies en werkzaamheden die kwalificeren als ‘zwaar werk’ en daarmee in aanmerking komen voor een RVU. Bij het vaststellen van zwaar werk spelen veel factoren mee. Bijvoorbeeld nachtwerk en de mate van fysieke, cognitieve, psychosociale en omgevingsbelasting. Het expertisecentrum beoordeelt of de gekozen functies of werkzaamheden op de juiste manier zijn geselecteerd en geeft advies aan cao-partijen. De verantwoordelijkheid voor het bepalen wie in aanmerking komt voor de RVU-regeling ligt bij de cao-partijen zelf. Het TNO expertisecentrum Zwaar Werk start de werkzaamheden per medio september.
Kennisprogramma
Het expertisecentrum zet ook een kennisprogramma op. TNO onderzoekt de toepassing van de RVU, zoals de werkzaamheden die onder de regeling vallen, de gezondheidssituatie van deelnemers en maatregelen en innovaties die sectoren en bedrijven inzetten om zwaar werk te beperken. En er wordt breder kennis verzameld over duurzame inzetbaarheid. Deze informatie kunnen sociale partners en het kabinet benutten bij de monitoring van de RVU-maatregel en de bredere beleidsagenda op het gebied van duurzame inzetbaarheid. Bovendien levert het nieuwe inzichten op over de oorzaken en potentiële preventie van werkgerelateerde gezondheidsklachten.
